AANEENSCHRIJVEN
WB 259-262

SCHEIDBAAR SAMENGESTELDE WERKWOORDEN

Een lastig probleem vormen de scheidbare samengestelde werkwoorden. Dat zijn werkwoorden met als eerste deel een voorzetsel: opstaan, opmaken, uitgaan, (ergens van) uitgaan, aankomen, (ergens op) aankomen. Het eerste deel kan ook een ander woord zijn dan een voorzetsel: heengaan (sterven), afmaken, (je ergens van) afmaken, afhangen, (ergens van) afhangen.
 
Voorbeelden:
Ik ga uit. Ik ben uitgegaan.
En toen ging mijn opa heen. Hij is heengegaan.
Maak je werk af. Ik heb het al afgemaakt.
 
Het komt op de tijd aan. Op de tijd is het aangekomen.
Daarop komt het aan. Daarop is het aangekomen.
Daarvan ga ik uit. Daarvan ben ik uitgegaan.
 

In deze voorbeelden is duidelijk te zien wat bij elkaar hoort. Aan hoort bij komen (het werkwoord is aankomen) en het voornaamwoordelijk bijwoord daarop schrijven we aan elkaar. Uit hoort bij gaan (het werkwoord is uitgaan) en het voornaamwoordelijk bijwoord daarvan schrijven we aan elkaar.
 
We moeten dus eerst bepalen of het voorzetsel een deel van het werkwoord is of niet. De infinitiefvorm is van iets uitgaan en dus schrijven we: daar ben ik van uitgegaan.
 
OPGELET: "te" scheidt de inifinitief in twee delen! vb. Ik vergat hem op te bellen.
 

TERUG